33100 |
aren lezen |
zomeren:
zø̄mǝrǝ (Q032a Puth)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q032a Puth),
nãŋ (Q032a Puth)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
21294 |
armoedig |
armoedig:
ermeujig (Q032a Puth)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
enne ervel huij (Q032a Puth),
ennen érvel höj (Q032a Puth),
ɛrvǝl (Q032a Puth)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
32672 |
asblok |
asbed:
as˱bɛt (Q032a Puth),
asblok:
as˱blok (Q032a Puth)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
22897 |
aswoensdag |
asselegoensdag:
essjelegoonsdig (Q032a Puth)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aoventîête (Q032a Puth),
avondète (Q032a Puth)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
24445 |
avondspin |
spin:
sjpén (Q032a Puth)
|
spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20546 |
azijn |
essig:
essig (Q032a Puth)
|
azijn [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
18321 |
baaien onderrok |
baaien rok:
baajerok (Q032a Puth)
|
onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|