20684 |
in de schil gekookte aardappelen |
zwelmannetjes:
sjwölménkes (Q032a Puth)
|
In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18849 |
ingetogen |
ingetogen:
ingetogen (Q032a Puth)
|
ingetogen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
ingewand:
ingewandj (Q032a Puth),
ingewanden:
i(n)gewenj (Q032a Puth)
|
ingewanden [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
33017 |
ingezaaid land |
vaardig:
vē̜rdex (Q032a Puth)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
inhouwen:
enhǫu̯ǝ (Q032a Puth)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
21687 |
inkomsten |
verdienst:
verdeens (Q032a Puth)
|
inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21691 |
inkopen gaan doen op de markt |
op de markt gelden:
gélje op de mért (Q032a Puth)
|
inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
inkpot (Q032a Puth)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
ekule (Q032a Puth),
mijten:
mītǝ (Q032a Puth)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
leggen:
lęgǝ(n) (Q032a Puth)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|