20720 |
kliekje |
wat over is gebleven:
wat euver is gebleeve (Q032a Puth)
|
Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24581 |
klimop |
wintergroen:
-
wintergreun (Q032a Puth)
|
klimop [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
24536 |
klit |
klit:
klet (Q032a Puth)
|
klis (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (Q032a Puth)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
kits:
kietsj (Q032a Puth)
|
Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klabatter:
klabatǝr (Q032a Puth),
[vgl. WLD II.12, p.165]
klabatter (Q032a Puth),
klomp:
klomp (Q032a Puth, ...
Q032a Puth),
klompe (Q032a Puth),
klòmp (Q032a Puth)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
houtschoen:
houtsjoon (Q032a Puth),
klompschoen:
klòmpsjoon (Q032a Puth)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18120 |
kloven |
keenselen:
kîênsele (Q032a Puth)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33675 |
kluit aarde |
kluit:
klȳt (Q032a Puth)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
18792 |
kluwen |
kluwen:
kluje (Q032a Puth)
|
kluwen [SGV (1914)]
III-1-3
|