21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezèt (Q032a Puth)
|
krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (Q032a Puth)
|
krassen [SGV (1914)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
krêft (Q032a Puth)
|
kreeft [SGV (1914)]
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
krekel [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20708 |
krentenbol |
weggetje met rozijnen:
wèkske mit rezīēne (Q032a Puth)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krintewèk (Q032a Puth),
rozijnenweg:
rezīēnewèk (Q032a Puth)
|
krentenbrood [SGV (1914)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18875 |
kreunen |
jammeren:
jèmmere (Q032a Puth)
|
kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
18146 |
kreupel |
kreupel:
kruppel (Q032a Puth)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
lam:
lām (Q032a Puth)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krøbǝbitǝr (Q032a Puth)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|