18346 |
lap op een schoen |
huif:
hōēf (Q032a Puth)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18980 |
laster |
laster:
laster (Q032a Puth)
|
laster [SGV (1914)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lestig (Q032a Puth)
|
lastig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
loate (Q032a Puth)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
33384 |
latierboom |
schot:
šǫt (Q032a Puth)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
25036 |
lawaai maken |
laweit maken:
laweitj make (Q032a Puth)
|
lawaai maken [SGV (1914)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
laweit:
laweitj (Q032a Puth)
|
lawaai [SGV (1914)]
III-4-4
|
34106 |
lebmaag |
lebmaag:
lɛb˱māx (Q032a Puth),
maag:
māx (Q032a Puth)
|
De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d]
I-11
|
18356 |
lederen pantoffel |
pantoffel:
pantoefele (Q032a Puth)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouder:
geer gaot noch good veur eine van eure
awwer (Q032a Puth),
geer gaot noch good veur eine van euren
awwer (Q032a Puth)
|
U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)]
III-2-2
|