24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
maelworm (Q032a Puth)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
munjig (Q032a Puth)
|
mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
meister (Q032a Puth)
|
meester [SGV (1914)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māt (Q032a Puth)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
heggendoorn:
hèkkendoorn (Q032a Puth),
èkkendoorn (Q032a Puth),
meidoorn:
-
meijdoore (Q032a Puth)
|
haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikever (Q032a Puth)
|
meikever [SGV (1914)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
mēͅtjə (Q032a Puth),
me͂dje (Q032a Puth)
|
meisje [SGV (1914)] || meisje; Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
lēfstə (Q032a Puth)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
verloofde:
vərlōfdə (Q032a Puth)
|
(Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18736 |
meisjeshemd? |
onderhemd:
ungerhumme (Q032a Puth)
|
Onderhemd voor meisjes. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van meisjes? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|