19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
mèlkkenke (Q032a Puth)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
męlǝkkar (Q032a Puth)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
męlkštōl (Q032a Puth),
mɛlkštōl (Q032a Puth),
melkstoeltje:
mɛlkštø̄lkǝ (Q032a Puth)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
mèlktenj (Q032a Puth)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
ook voor man en vrouw; sympathiek medelijden
menš (Q032a Puth)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20471 |
menstrueren |
de dag hebben:
de daa:g höbbe (Q032a Puth)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
melder:
meelder (Q032a Puth),
mèlder (Q032a Puth),
mêêlder (Q032a Puth)
|
Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [SGV (1914)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
[N 10a (1961)]merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mēr (Q032a Puth),
mē̜r (Q032a Puth)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|