e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nagras, tweede hooioogst groe(n)maad: grōmǝnt (Puth), grōmǝt (Puth), nagras: nǫgrās (Puth) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
nascharren, naoogsten kemmen: kø̜mǝ (Puth) De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93] I-4
nauw, eng eng: ing (Puth) nauw [SGV (1914)] III-4-4
navel navel: navel (Puth), navəl (Puth) navel [DC 02 (1932)] III-1-1
navelbandje navelbandje: navelbéndje (Puth) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
neef neef: nēͅf (Puth) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Puth, ... ) neet [SGV (1914)] || neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoger: neugenuiger (Puth) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
nek nek: nek (Puth), nàk (Puth) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken krijgen: kriege (Puth), nemen: numme (Puth), pakken: pakke (Puth) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2