20662 |
peulvruchten afhalen |
bonen afhalen:
boine aafhole (Q032a Puth)
|
boonen afhalen [SGV (1914)]
III-2-3
|
24224 |
piepen |
sjierpen:
šerpǝ (Q032a Puth)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.]
I-12
|
17992 |
pijnscheut |
pijn:
[alg.]
pien (Q032a Puth),
steek:
[-> lm. pijnscheut, rk]
sjteek in de zie (Q032a Puth)
|
Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
33800 |
pijpbeen |
pijp:
pip (Q032a Puth)
|
Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
24225 |
pimpelmees |
blauwkopje:
blauwköpke (Q032a Puth),
blauwstaartje:
blawsjtertje (Q032a Puth),
pimpelmees:
pimpelmeis (Q032a Puth)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
peŋkstǝrblōm (Q032a Puth),
-
pinksterbloom (Q032a Puth)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
Pingste (Q032a Puth)
|
Pinksteren [SGV (1914)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pikken:
piekke (Q032a Puth)
|
pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)]
III-3-2
|
24364 |
pissebed |
molenvarken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
meulevèrke (Q032a Puth)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|