e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spook spook: sjpoik (Puth) spook [SGV (1914)] III-3-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝspōrǝ (Puth), hānǝšpø̜̄r (Puth), hānǝšpōrǝ (Puth) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spotnaam voor hoge hoed kachelpijp: kachelpīēp (Puth), stijve hoed: sjtīēven (h)ood (Puth) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spotten spotten: sjpotte (Puth) spotten [SGV (1914)] III-1-4
spreeuw spreeuw: schprèw (Puth), sjprêf (Puth), sjprêê(f) (Puth) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw [SGV (1914)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1
spreken, praten kallen: kalle (Puth), kallə (Puth), praten: (praote) (Puth), spreken: sjpre͂ke (Puth), sprèke (Puth) praten [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)] III-3-1
sprinkhaan sprinkhaan: schprenk-aan (Puth), sjprínkhaan (Puth) sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproetelen: sjprootele (Puth), sjprotele (Puth) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: rape (Puth) sprokkelen [SGV (1914)] III-1-2
spruitkool, spruitje spruiten: sjproete (Puth) spruiten [SGV (1914)] I-7