22648 |
vastenavond |
vastelavond:
Vastelloavend (Q032a Puth)
|
Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendaag (Q032a Puth)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (Q032a Puth)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
34266 |
vee |
vee:
vęi̯ (Q032a Puth)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zoepe (Q032a Puth),
zupə (Q032a Puth)
|
zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)]
III-2-3
|
21423 |
veel geld waard |
veel geld waard:
veul geltj wêêrd (Q032a Puth)
|
veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
18373 |
veel te grote schoen |
latsch (du.):
Van Dale (DN): Latsch <m., -e>, 1. (oude) slof, pantoffel; - 2. versleten schoen; - 3. sloffer.
laatsje (Q032a Puth)
|
schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderbroek:
flodderbrook (Q032a Puth),
panserbroek:
panserbrook (Q032a Puth)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
veen:
veen (Q032a Puth)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
21182 |
veerpont |
veer:
veer (Q032a Puth)
|
veer (overvaart) [SGV (1914)]
III-3-1
|