33825 |
harmonisch van bouw |
gedrongen:
gedroŋǝ (Q032a Puth)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
17780 |
hart |
hart:
hart (Q032a Puth)
|
hart [SGV (1914)]
III-1-1
|
21458 |
haten |
haten:
hate (Q032a Puth)
|
haten [SGV (1914)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (Q032a Puth)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
kast:
kas (Q032a Puth)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kis (Q032a Puth)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
20675 |
havermout |
havermout:
haavermout (Q032a Puth),
havermaut (Q032a Puth)
|
Havermout [N 16 (1962)] || havermout [SGV (1914)]
III-2-3
|
20607 |
havermoutpap |
havermoutpap:
haavermoutpap (Q032a Puth)
|
Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33994 |
haverzak |
muilbuidel:
mūlbȳl (Q032a Puth)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
24480 |
hazelaar |
hazenoot:
-
assenoot (Q032a Puth),
hazenotenstruik:
hasenotesjtroek (Q032a Puth),
-
assenotesjtroek (Q032a Puth)
|
hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|