20585 |
bakken |
bakken:
bákkə (Q263p Raeren)
|
bakken [RND]
III-2-3
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
bɛ:rəbəs (Q263p Raeren)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
19471 |
bedsprei |
sprei:
šprei̯ (Q263p Raeren)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bérrəsj (Q263p Raeren)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
bē̝ͅi̯səm (Q263p Raeren)
|
bezem [RND]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
štēl (Q263p Raeren, ...
Q263p Raeren)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
21270 |
bieden |
bieden:
bi:ə (Q263p Raeren)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
béér (Q263p Raeren)
|
bier [RND]
III-2-3
|
28583 |
bijenkap |
bijenkap:
biǝkap (Q263p Raeren)
|
Volkomen afsluitend hoofddeksel ter bescherming tegen bijensteken. Wanneer de imker de bijen op een of andere manier moet behandelen, zal hij vooral het hoofd moeten beschermen tegen steken. Hiervoor gebruikt hij voornamelijk twee soorten hoofdbedekking: de kap en de sluier. Beide reiken ze tot op de schouder. De kap is geheel van metaalgaas, terwijl de sluier van, vooral zwarte, tule is gemaakt en van een hoed afhangt. Een vizier van draadgaas of paardehaar moet zicht geven op de bijen. Op grond van de grote overeenkomst in woordtypen bij de antwoorden op de verschillende vragen naar een soort bijenkap of sluier zijn de antwoorden in één lemma Bijenkap samengevoegd. [N 63, 74a; N 63, 74b; N 63, 74c; N 63, 74d; N 63, 74e; S 3; L 1a-m; L 16, 7; JG 1b; JG 2b-5, 5; R 3, 44; R 3, 42; R 3, 43; Ge 37, 151, monogr.]
II-6
|