e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q012p plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede landweg allee: alęi̯ (Rekem), dreef: drē̜f (Rekem), drɛ̄f (Rekem) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
brede tanden voltandig (bijvgl. nmw.): vǫltanǝx (Rekem) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
breeddorser breeddorser: bręi̯.dē.rsǝr (Rekem) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breekbout breekbout: breekbout (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Maurits]), rivette: rivet (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zwartberg]) Onderdeel van de koolploeg- en transporteuraandrijving ter voorkoming van ontoelaatbaar hoge trekkrachten in schaaf- en transportkettingen. Bij te hoge trekkracht breekt de bout. [N 95, 600; monogr.] II-5
breekhamer kijlhamer: kilāmǝr (Rekem), plaveihamer: plǝvęjāmǝr (Rekem) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
breien strikken: kosen strikken (Rekem), strĕkə (Rekem), strikə (Rekem) breien [ZND m] || breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strikiezers (Rekem), strikizər (Rekem), strégīzər (Rekem) breinaald [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)], [ZND m] III-1-3
brem brem: broem (Rekem), brum (Rekem) brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3
brengen brengen: brenge (Rekem) brengen [ZND m] III-1-2
bretel bretel (<fr.): bretelle (Rekem), help: əlpə (Rekem), ələp (Rekem) bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3