e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q012p plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dolle kervel wilde kelver: welǝ kęlǝvǝr (Rekem), welə kɛlvər (Rekem) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dompelen dompelen: dompələ (Rekem), ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.  dompələ (Rekem, ... ), dopen: ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.  doejpə (Rekem, ... ), doppen: in ət wātər doejpə (Rekem), in het water soppen: in ⁄t water soppe (Rekem, ... ), in het water steken: en ⁄t wātər stēͅkə (Rekem, ... ), in ət wātər stēͅkə (Rekem), soppen: in t water soppe (Rekem) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [ZND 01 (1922)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: donderbieskes (Rekem), dondervliegje: dóndərvleegskəs (Rekem, ... ) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: dondəre (Rekem, ... ), dondere  dondərə (Rekem), hommelen: (h)ómələ (Rekem, ... ), homələ (Rekem, ... ), omələ (Rekem) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: donderkoppen  dondərkoͅpə (Rekem), dondertoren: dondertōͅrə (Rekem), donderwolk: doonderwolk (Rekem), zwarte wolk: zwarte wouk (Rekem) donderwolk [ZND 33 (1940)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dondər (Rekem, ... ), den donder  dən dondər (Rekem), hommel: (h)omel (Rekem, ... ), homəl (Rekem, ... ) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: dongkəl (Rekem), donkel (Rekem), donker (Rekem), əd-blivə d⁄oͅŋkəl (Rekem), duister: duuster (Rekem), dys.tər (Rekem), dyster (Rekem) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] || t blijft donker [ZND m] III-4-4
donkerbruine koe vaal (bijvgl. nmw.): vāǝl (Rekem) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dons, nestveren duivelshaar: duvelshaor (Rekem) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld de hoek om: znd 23, 022b;  tən (h)óóg om (Rekem), koud: znd 23, 022b;  kaud (Rekem) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2