25510 |
inrichting om de onderoven te verwarmen |
rooster:
rȳǝstǝr (Q012p Rekem)
|
Gevraagd is in N 29, 5b naar "de driepikkel met rooster waarop het houtskool wordt gelegd om de onderoven te verwarmen", Daarom komen er ook "rooster"-opgaven voor. Wat het woordtype "douche" betreft moeten wij misschien denken aan een betekenis "warmwaterketel" (zie wbd ii afl. 1 blz. 75). [N 29, 5b]
II-1
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ęnšētǝ (Q012p Rekem)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
inslaon
eͅnslōͅən (Q012p Rekem)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
(het paard) in de kar zetten:
ęn ǝ kar zętǝ (Q012p Rekem),
aanspannen:
ānspanǝ (Q012p Rekem)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
25589 |
invetten |
smeren:
smē̜rǝ (Q012p Rekem)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
25622 |
inzakken |
neerslaan:
(het brood is) nērgǝslāgǝ (Q012p Rekem)
|
Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b]
II-1
|
25626 |
inzakken of inzakking |
barst:
bǭrs (Q012p Rekem)
|
Het inzakken of de inzakking van het brood, ontstaan doordat de deegpunten niet over elkaar vallen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 71; monogr.]
II-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (Q012p Rekem)
|
het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
boven de w staat een lengte-teken
zawtə (Q012p Rekem)
|
zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
oogappel:
ougappel (Q012p Rekem)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|