22462 |
kermisgeld |
kermisgeld:
kèrmisgeld (Q012p Rekem)
|
een geschenk dat gegeven werd bij de kermis [kermis, fooi] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22817 |
kermismolen |
molen:
[opzoeken!]
ən mølə (Q012p Rekem)
|
Een kermismolen. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
22463 |
kermistent |
barak:
Vragenlijst 12.
ən brak (Q012p Rekem),
kermistent:
puntje onder de eerste e
kerməsteͅnt (Q012p Rekem)
|
Een kermistent. [ZND B1 (1940sq)] || Kermistent. [ZND m]
III-3-2
|
33537 |
kers, zoete soorten |
kers:
kers}* (Q012p Rekem),
ke͂ͅrs (Q012p Rekem)
|
[ZND 01 (1922)]kers [ZND 01 (1922)]
I-7
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kēͅrsəməs (Q012p Rekem),
keͅ:rsəməs (Q012p Rekem)
|
Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)] || Kerstmis. [ZND m]
III-3-3
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelenmuziek:
kētelemeziek (Q012p Rekem)
|
het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (Q012p Rekem)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19665 |
keuken |
keuken:
kø͂ͅkə (Q012p Rekem),
køͅ:kə (Q012p Rekem)
|
keuken [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
19496 |
keukenrek |
rek:
reͅk (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
schap:
šab (Q012p Rekem),
šāp (Q012p Rekem)
|
de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] || een rek (plank waarop potten en pannen staan) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kêëver (Q012p Rekem)
|
kever [Willems (1885)]
III-4-2
|