17880 |
knuppel, knots |
kluppel:
kloepel (Q012p Rekem),
kloepəl (Q012p Rekem),
klèùpel (Q012p Rekem),
knuppel:
knəpəl (Q012p Rekem)
|
hoe heet een korte dikke stok, b.v. om noten af te werpen. [ZND 28 (1938)] || knuppel [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)]
III-1-2
|
34058 |
koe |
koe:
kø̄ (Q012p Rekem),
kō (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34183 |
koe die pas gekalfd heeft |
eerste vaars:
īǝrstǝ vɛ̄rs (Q012p Rekem)
|
Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16]
I-11
|
34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
koe van (het) tweede kalf:
[koe] van ǝt twiǝdǝ [kalf] (Q012p Rekem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34126 |
koe met gebogen, opgezette rug |
kruif:
krǫf (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 145c]
I-11
|
34124 |
koe met hellend kruis |
hangkont:
haŋkōǝnt (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34122 |
koe met korte poten |
diepe koe:
dēǝpǝ kō (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 142b]
I-11
|
34121 |
koe met lange poten |
ondiepe koe:
ǫndēi̯pǝ kō (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 142a]
I-11
|
34045 |
koe met rode vlek op de poot |
vlekpoot:
vlękpūǝt (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34125 |
koe met slappe, doorgezakte rug |
zalenrug:
zālǝrøk (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 145b]
I-11
|