24194 |
korhoen |
boshaan:
IPA, omgesp.
bos˂āən (Q012p Rekem),
korhaan:
IPA, omgesp.
koͅrāən (Q012p Rekem)
|
korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernol:
koŋkərnoͅl (Q012p Rekem)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
kərset (Q012p Rekem)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korst:
verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.
kōͅrs (Q012p Rekem)
|
eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
17797 |
kort geknipt haar |
bros:
bros (Q012p Rekem)
|
Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
18361 |
kort onderrokje |
piszieltje:
WNT: pissen, afl. pisziel, zieltje of wollen rok, die als onderkleed over het hemd gedragen wordt, thans vooral door kinderen. In Limburg gewoonlijk piszielke. [informant vernl. als pis?eelke, (?) niet duidelijk leesbaar].
piželkə (Q012p Rekem)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
votsnoer:
voͅtsnø̄r (Q012p Rekem)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempetig:
daempətəx (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem),
#NAME?
daempətəx (Q012p Rekem),
dempig:
daempəx (Q012p Rekem),
kort:
kort van aaiëm (Q012p Rekem)
|
dempig [ZND 01 (1922)], [ZND m] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
kortbroek:
kortbrook (Q012p Rekem),
korte broek:
koͅrtə bro.k (Q012p Rekem)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
gamasche:
komarschen (Q012p Rekem),
get:
guèten (Q012p Rekem),
halve bot:
hawvə boͅt (Q012p Rekem),
stevel:
stevele (Q012p Rekem)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|