32447 |
lage klomp |
klomp:
[klomp] (Q012p Rekem)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp:
klómp (Q012p Rekem)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
del:
dęl (Q012p Rekem)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
zure grond:
zuǝrǝ grōǝnt (Q012p Rekem)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
18351 |
lakschoen |
glac (fr.):
[Fr. glacer: doen glanzen]
glases (Q012p Rekem)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
laam (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
lamp (Q012p Rekem),
lām (Q012p Rekem),
lā.mp (Q012p Rekem),
lāmp (Q012p Rekem),
lammetje:
lɛmkǝ (Q012p Rekem),
lem:
lɛm (Q012p Rekem),
schaapje:
sxyǝpkǝ (Q012p Rekem),
šø̄pkǝ (Q012p Rekem),
šø̜pkǝ (Q012p Rekem)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
jongen:
joŋǝ (Q012p Rekem),
lammen:
lamǝ (Q012p Rekem)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
lāmp (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
27160 |
lampenkamer |
lampenzaal:
lampǝzāl (Q012p Rekem
[(Zwartberg)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
lampisterij/lampisterie:
lampestǝri (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Maurits])
|
De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468]
II-5
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wēk (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|