26638 |
malooi |
maalzak:
mā.lzak (Q012p Rekem),
moolvert:
mø̄ ̝ǝ.lvǝrt (Q012p Rekem
[(vroeger)]
),
zak:
zak (Q012p Rekem)
|
De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|
20205 |
man |
man:
dēͅ man (Q012p Rekem),
də man ɛz awt (Q012p Rekem),
man (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem)
|
die man [ZND 01 (1922)] || man [ZND 11 (1925)] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
18700 |
manchetknoop |
manchettenknoopje:
məšeͅtəkøͅypkəs (Q012p Rekem)
|
manchetknoopjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26825 |
mand |
mand:
manj (Q012p Rekem
[(meervoud: mɛ̄nt)]
),
mandel:
mandǝl (Q012p Rekem)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
33768 |
manen |
manen:
mānǝ (Q012p Rekem)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
19439 |
mangel, wringer |
wringer:
vréngər (Q012p Rekem)
|
Toestel met tegen elkaar draaiende cilinders om gewassen linnengoed glad te maken (mangel, wringer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18148 |
manken |
mank lopen:
mank lopen (Q012p Rekem),
manken:
manke (Q012p Rekem)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
mankeren:
maŋkērə (Q012p Rekem)
|
mankeren [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
34051 |
mannelijk kalf |
durenkalf:
dø̄ǝ.rǝ[kalf] (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
duur:
dø̄ǝr (Q012p Rekem)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|