e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moederloos lam uitstoteling: ūtstȳǝtǝleŋ (Rekem) Moederloos of door de moeder verstoten lam. [N 77, 25; L 20, 22d; A 4, 22d] I-12
moedervlek moedervlek: moodervlek (Rekem), mōdervlek (Rekem) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)] III-1-1
moedig (zijn) geen bangerik zijn: het es geine bangerik (Rekem), het is geine bangerik (Rekem), veel moed: hé het veul moot (Rekem) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
moeilijk vooruitkomen strompelen: strompelen (Rekem), taffelen: taffelen (Rekem) Moeilijk vooruit komen (schravelen, taffelen, stachelen, strompelen). [N 109 (2001)] III-1-2
moer moer: moor (Rekem), mōr (Rekem, ... ), moertje: meurke (Rekem) konijn, vrouwtje [Goossens 2a (1963)], [ZND 20 (1936)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
moeras moeras: moras (Rekem), ven: vęn (Rekem) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moestuinx hof: (h)ōͅf (Rekem, ... ), moostem: moossem (Rekem), moostem (Rekem), mōsəm (Rekem, ... ) [Goossens 1b (1960)] [N 05A (1964)] [Willems (1885)] [ZND 01 (1922)] [ZND 04 (1924)] [ZND 19B (1936)] [ZND 24 (1937)] [ZND 27 (1938)] I-7
mof mof: mof (Rekem), moͅf (Rekem), in het dialect is er verder geen speciaal woord voor  mof (Rekem), moffel: mooffel (Rekem), mŏfəl (Rekem) damesmof (hoe heet een damesmof, namelijk een cylindervormige koker van bontwerk, dienend om de handen warm te houden) [ZND 39 (1942)] || mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3
moker vuisthamer: vūs˱āmǝr (Rekem) Zware, vierkante ijzeren hamer met zeer korte steel voor het slopen van metselwerk. Zie ook afb. 12. Vgl. voor het eerste lid van het woordtype 'brokkeljonhamer' ook het Franse 'briquaillons' en het Waalse 'bricayons' ('steenpuin'). [N 30, 18b; N 30, 18a; monogr.] II-9
mokken lonken: loŋkə (Rekem), monken: moŋkə (Rekem), ət moŋkə (Rekem) gemok [ZND 01 (1922)] || mokken [ZND 01 (1922)] III-1-4