e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de kip tie, tie, tie: tī, tī, tī (Rekem), tiet, tiet, tiet: tiǝt, tiǝt, tiǝt (Rekem) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken tie, tie, tie, tie: tī, tī, tī, tī (Rekem) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roepen roepen: rōpə (Rekem) roepen [ZND m] III-3-1
roepwoord voor de geit met dèè: midē (Rekem) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de stier menne: mɛnǝ (Rekem) [N 3A, 13] I-11
roerzeef zijbaar: zei̯bar (Rekem) zift voor soep of groenten (fr. passoire) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
roest roest: roͅs (Rekem), ps. omgespeld volgens IPA.  roͅs (Rekem) roest [ZND 06 (1924)] || roest (roester) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
roestplek roest: ròs (Rekem) Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
roestvlek roestplek: roͅspleͅk (Rekem) roestvlek (in het linnen) [ZND B2 (1940sq)] III-2-1
roet roet: root (Rekem), rōt (Rekem) Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] || rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1