id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34597 | rongblokken | houtblok: ø̜u̯t˱blǫk (Rekem), ronblokken: ronblø̜k (Rekem), schemelenblokken: šiǝmǝlǝblø̜k (Rekem) | Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.] I-13 |
34596 | rongen | ronnen: ronǝ (Rekem) | Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13 |
34029 | roodbonte koe van het donkerrode type | roodbont ras: rūǝtbǫnt ras (Rekem) | Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11 |
24237 | roodborstje | roodborstje: IPA, omgesp. rūətbøͅrskə (Rekem) | roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] III-4-1 |
33686 | roodbruine aarde | brikkengrond: brekǝgrōnt (Rekem) | De roodbruine aarde waarmee men de stijlen, balken en kozijnen van vakwerkhuizen kleurt. [N 27, 46] I-8 |
18043 | roodvonk | roodvonk: roeêtvonk (Rekem), roodvonk (Rekem) | Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodvonk, roodjong, St.Antonis / St.Teunis-vuur, plan). [N 107 (2001)] III-1-2 |
18048 | roof(je) (korst op een wonde) | brats: Vooral in en - bloot: een korst van geronnen bloed in het haar. ən brâ:tš (Rekem), roof(je): dō komb ə rōͅv op (Rekem), ro.f (Rekem), rōͅf (Rekem) | korsten (een k. krijgen, b.v. een wonde) [ZND 01 (1922)], [ZND m] || roof (korst op een wonde) [ZND 06 (1924)], [ZND B1 (1940sq)] III-1-2 |
24239 | roofvogel, algemeen | arend: arend (Rekem) | arend [Willems (1885)] III-4-1 |
33714 | rooien | trekken: trękǝ (Rekem) | Een stuk grond ontdoen van bomen, boomstronken, wortels en struikgewas. Een object als struiken, stronken, bomen, puisten is niet gedocumenteerd. [N 27, 6; N 27, 8b; R 3, 1; monogr.] I-8 |
33202 | rooien met de hand, dabben | dabben: dabǝ(n) (Rekem) | Het met de hand uit de grond halen van aardappelen: het uit de grond trekken van de struik, het schudden ervan zodat de aardappelen van de wortels vallen en het bijeenrapen ervan. In de A- en Lu-vragenlijsten was wel uitdrukkelijk de vraag "rooien met de handen" opgenomen, maar doorgaans toch het algemene woord voor rooien opgegeven, hetzelfde als in het vorige lemma Rooien, Algemeen. In deze gevallen is hier dat algemene woord niet herhaald. Hier staan alleen de lexicale afwijkingen van "uitdoen". [N 12, 18b; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 23, 17d2; Lu 1, 17d2] I-5 |