22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
sjoelbakke (Q012p Rekem)
|
het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slāi (Q012p Rekem)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
greun en blaaw gehouen (Q012p Rekem),
slaan:
slōən (Q012p Rekem)
|
slaan [ZND B2 (1940sq)] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slopməts (Q012p Rekem)
|
slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
zeverlapje:
zeͅivərleͅpkə (Q012p Rekem)
|
slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-2-2
|
25419 |
slachtbijl |
bijl:
bīl (Q012p Rekem),
kapmes:
kapmɛts (Q012p Rekem)
|
Een bijl die gebruikt wordt voor het verwijderen van de runderhorens, runderkop, runderhoeven en runderpoten. Voor de mes-opgaven wat betreft het voorwerp waarmee men voornoemde handelingen verricht, zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 9. [N 28, 43; N 28, 45; N 28, 47; N 28, 49; monogr.]
II-1
|
25342 |
slachten |
slachten:
slaxtǝ (Q012p Rekem)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
25426 |
slachthout |
schaar:
šīr (Q012p Rekem),
spreier:
spręjǝr (Q012p Rekem)
|
Het stuk hout waaraan het geslachte dier ter verdere verwerking wordt opgehangen. De semantische overeenkomst met "spanhout" is vrij groot, omdat het spanhout en het slachthout tegelijk de functie kunnen hebben het "dichtklappen" van het dier te voorkomen. Toch zijn beide begrippen in twee aparte lemmata verwerkt. Zie ook het lemma ''spanhout''. [N 28, 64; N 28, 66; N 5aII, 62b]
II-1
|
25343 |
slachtklaar |
rijp:
rīǝp (Q012p Rekem)
|
Bij het lezen van dit lemma moet men beseffen dat het begrip "slachtklaar" door de respondenten verschillend opgevat kan zijn. De betekenis kan zijn "vet genoeg om geslacht te worden" of "gereed staande voor de slachter of het slachthuis". [N 3a, 78]
II-1
|
34049 |
slachtrijp |
rijp:
rīǝp (Q012p Rekem)
|
Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78]
I-11
|