e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spetteren kissen: kissə (Rekem) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie kijl: kī.l (Rekem) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spiertje trekken spiertje trekken: spierke trekke (Rekem) loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)] III-3-2
spijbelen heggenschool doen: hɛgəšaol dōn (Rekem), heggenschooltje doen: ekə šølkə dōn (Rekem), hɛgəšaolkə dōn (Rekem) Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)] || spijbelen (in het geheim de school verzuimen) [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
spijkerbroek jeansbroek: jeansbrook (Rekem) Spijkerbroek [spijkerbroek, -boks, jeansbroek, jeans] [N 114 (2002)] III-1-3
spijkeren nagelen: nē̜.gǝlǝ (Rekem) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spikken spikken: (enkelv)  spek (Rekem) Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spin spin: spenn (Rekem), speͅn (Rekem), spinnenkop: speͅnəkop (Rekem) spin [Willems (1885)], [ZND B2 (1940sq)] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)] III-4-2
spinnen snurken: snøͅrəkə (Rekem), spinnen: spęnǝ (Rekem) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || spinnen [Goossens 1b (1960)] II-7, III-2-1
spinnenweb spinnengeweef: speͅnəgəwɛəf (Rekem), speͅnəgɛwēf (Rekem), spinnenweb: spɛnəwoep (Rekem) spinnenweb [ZND 07 (1924)], [ZND B2 (1940sq)] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)] III-4-2