34198 |
trommelzucht |
opgelopen (volt. deelw.):
ǫpgǝlǫu̯pǝ (Q012p Rekem),
oplopen:
ǫplou̯pǝ (Q012p Rekem)
|
Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.]
I-11
|
33595 |
tros vruchten |
koppel:
koerbel (Q012p Rekem),
kŏbəl (Q012p Rekem),
tros:
tros (Q012p Rekem)
|
tros [ZND 32 (1939)]
I-7
|
19317 |
trots |
groots:
gruu-jetš (Q012p Rekem),
gruuts (Q012p Rekem),
gryətš (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
trouwe (Q012p Rekem),
trouwen (Q012p Rekem),
troͅu̯ə (Q012p Rekem)
|
door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)] || trouwen [ZND m]
III-2-2
|
18690 |
trouwpak |
trouwpak:
troͅupak (Q012p Rekem)
|
trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18169 |
trui |
tricot (fr.):
treko (Q012p Rekem)
|
trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18083 |
tuberculose |
tering:
tering (Q012p Rekem),
tèring (Q012p Rekem)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
34289 |
tuieren |
tuieren:
tuieren (Q012p Rekem)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34293 |
tuierpaal |
stap:
stap (Q012p Rekem),
tuier:
tyi̯ǝr (Q012p Rekem),
tø̄i̯ǝr (Q012p Rekem)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
34292 |
tuiertuig |
tuier:
tøi̯ǝr (Q012p Rekem)
|
Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h]
I-11
|