18533 |
vestzakje |
giletmaaltje (<fr.):
žilēmeͅlkə (Q012p Rekem)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30928 |
veter |
rijstaartel:
ręjstartǝl (Q012p Rekem)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
34071 |
vetkoe |
vetkoe:
vęt[koe] (Q012p Rekem)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
masten:
mastǝ (Q012p Rekem)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vętwē̜i̯j (Q012p Rekem)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄ǝ.lǝ (Q012p Rekem)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
viǝrdǝl (Q012p Rekem),
vi̯ødǝl (Q012p Rekem),
vierdeeldeels:
virdǝldęi̯ls (Q012p Rekem)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|
22832 |
vieren |
vieren:
veere (Q012p Rekem)
|
Vieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
koͅfej (Q012p Rekem),
koͅfi (Q012p Rekem),
koffiedrinken, het -:
koffie drènken (Q012p Rekem),
kòffĭĕdrénkə (Q012p Rekem)
|
de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (Q012p Rekem),
ə knepkə (Q012p Rekem),
5 ct.
ə kneͅpkə (Q012p Rekem)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|