e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijstukken van het raam brakken: brakǝ (Rekem) De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.] I-2
zijwand schutsel: (mv)  šøtsǝls (Rekem), zijplanken: zii̯plɛ.ŋk (Rekem) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zijwortel kleinwortelen: kleͅi̯nwoͅrtələ (Rekem) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zilvervisje schietworm: sjêêtwörm (Rekem, ... ) zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2
zindelijk proper: prōper (Rekem) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)] III-2-2
zingen piepen: pipə (Rekem), zingen: zeinge (Rekem), zenge (Rekem, ... ), hij zingt  ə zøŋk (Rekem) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || piepen [ZND m] III-3-2, III-4-1
zitbank bank: baŋk (Rekem) op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitbeenderen zitbenen: zetbęi̯n (Rekem) Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11
zitvlak van een broek bodem: boͅjəm (Rekem) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als een duivel: heei is zoo herm as den duivel (Rekem), zo arm als job: hè es zo erm es sjob (Rekem), ər ɛs suə erəm es jaop (Rekem) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1