32826 |
zijstukken van het raam |
brakken:
brakǝ (Q012p Rekem)
|
De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.]
I-2
|
27824 |
zijwand |
schutsel:
(mv)
šøtsǝls (Q012p Rekem),
zijplanken:
zii̯plɛ.ŋk (Q012p Rekem)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
kleinwortelen:
kleͅi̯nwoͅrtələ (Q012p Rekem)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
24401 |
zilvervisje |
schietworm:
sjêêtwörm (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
20166 |
zindelijk |
proper:
prōper (Q012p Rekem)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
piepen:
pipə (Q012p Rekem),
zingen:
zeinge (Q012p Rekem),
zenge (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem),
hij zingt
ə zøŋk (Q012p Rekem)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || piepen [ZND m]
III-3-2, III-4-1
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (Q012p Rekem)
|
op het eind van de bank [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
34083 |
zitbeenderen |
zitbenen:
zetbęi̯n (Q012p Rekem)
|
Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c]
I-11
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
boͅjəm (Q012p Rekem)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als een duivel:
heei is zoo herm as den duivel (Q012p Rekem),
zo arm als job:
hè es zo erm es sjob (Q012p Rekem),
ər ɛs suə erəm es jaop (Q012p Rekem)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|