20597 |
desemen |
desemen:
déjsəmə (Q012p Rekem)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
ook materiaal znd 23,4
deugeneet (Q012p Rekem),
dūgənēt (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
get ondeugends:
dat is get ondeugens (Q012p Rekem),
ondeugend kind:
ondeūgend keind (Q012p Rekem)
|
deugniet [ZND 01 (1922)] || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18291 |
deuk in een hoed |
bluts:
blətš (Q012p Rekem),
ən bloetš (Q012p Rekem),
builtje?:
[sic]
ein blsje (Q012p Rekem)
|
deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || een deuk [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
d ̇ø̜r (Q012p Rekem),
dø̜̄r (Q012p Rekem)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
kleͅŋk (Q012p Rekem),
klink (Q012p Rekem)
|
klink [ZND m] || Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
klinker:
kl‚ēŋkǝr (Q012p Rekem)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (Q012p Rekem),
deurweerder (Q012p Rekem),
dōͅrwārdər (Q012p Rekem),
huissier (fr.):
hussier (Q012p Rekem)
|
deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šiǝt (Q012p Rekem),
afgang:
aan den aafgank (Q012p Rekem),
schijt:
aan de schiet (Q012p Rekem)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)]
I-11, III-1-2
|
21310 |
dief |
dief:
deef (Q012p Rekem),
schelm:
šeͅlm (Q012p Rekem),
šeͅləm (Q012p Rekem)
|
dief [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
d ̇ēp (Q012p Rekem)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|