e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Remersdaal

Overzicht

Gevonden: 543
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerel kerel: kèël (Remersdaal) Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] III-3-1
keren omdraaien: ømdriǝnǝ (Remersdaal) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerk kerk: hae waor te vreug ⁄gen kerk (Remersdaal) te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kèrkef (Remersdaal) Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kerkklok klok: [sic]  de kneupel van een klok (Remersdaal) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kever, tor kever: kēͅ‧vər (Remersdaal) kever, tor (alg) III-4-2
kiel kiel: keël (Remersdaal) kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] III-1-3
kies baktand: baktand (Remersdaal), baktand, dikke - (Remersdaal) een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)] III-1-1
kieskauwer snuitpot: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  chnutspot (Remersdaal) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieskauwerig vies: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  vies (Remersdaal) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3