id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22689 | bioscoop | cinema: Karte 240. cinema (Remersdaal) | (Ich gehe ins) Kino. III-3-2 |
32972 | blad, bladeren van een plant | blader: bl˙ār/bl˙ē̜r (Remersdaal) | Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4 |
33611 | bloementuin | bloemperk: bloomperk (Remersdaal), gaarde: gade (Remersdaal) | bloemenhof [ZND 27 (1938)] I-7 |
34565 | boomwagen | trikebale (wa): tręk˱bal (Remersdaal) | Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13 |
26141 | borst | borst: bǫu̯ǝš (Remersdaal) | Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9 |
33773 | bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt | bles: blęs (Remersdaal), flos: flus (Remersdaal) | Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9 |
34258 | boter | botter: batǝr (Remersdaal), botǝr (Remersdaal) | Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11 |
33644 | bouwland | land: lant (Remersdaal), lā.nt (Remersdaal), veld: vē̜.lt (Remersdaal), vɛlt (Remersdaal) | Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8 |
33798 | bovenbeen | spier: špēr (Remersdaal) | Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9 |
20807 | braadworst | braadworst: braodwöesj (Remersdaal) | braadworst [N 06 (1960)] III-2-3 |