e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Remersdaal

Overzicht

Gevonden: 543

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenspel hors-jeu (fr.): Karte 167.  hors-jeu (Remersdaal), opseit: Karte 167.  opseͅ.jt, opsa.jt (Remersdaal) Abseits. III-3-2
dal, vallei dal: deͅl‧ (Remersdaal) dal, laagte III-4-4
dammen dammen: Karte 92.  dammen (Remersdaal) Dame spielen. III-3-2
de merrie dekken springen: šprēŋǝ (Remersdaal) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie is niet drachtig leeg: lɛ̄x (Remersdaal) [N 8, 48 en 49] I-9
de staart couperen zwensen: šwęnsǝ (Remersdaal), šwɛnsǝ (Remersdaal) Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d] I-9
deeg kneden kneden: knē̜jǝ (Remersdaal) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
dempig kortborstig: kǫrtbōrstex (Remersdaal) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
dikke hakken dikke hakken: dekǝ hakǝ (Remersdaal) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9
dikke, warme mantel dikke mantel: eunen dikke maantel (Remersdaal), eunen dikke maantël (Remersdaal) een dikke mantel [ZND 31 (1939)] III-1-3