24899 |
dinsdag |
dinsdag:
deesdeg (Q248p Remersdaal)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)]
III-4-4
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
Karte 169.
goal (Q248p Remersdaal)
|
Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
Karte 170.
keeper (Q248p Remersdaal)
|
Tormann.
III-3-2
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
doonke (Q248p Remersdaal)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
20848 |
dopen |
weken:
waeken (Q248p Remersdaal)
|
indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3
|
20903 |
dorst |
dorst:
daŭwech (Q248p Remersdaal),
chat
doëch (Q248p Remersdaal)
|
dorst [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
34255 |
draaiende karnton |
bottervat:
[botter]vat (Q248p Remersdaal),
[botter]vāt (Q248p Remersdaal),
draaivat:
drīi̯ǝvāt (Q248p Remersdaal)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
33873 |
drachtige merrie |
veulmeer:
vø̜̄lē̜r (Q248p Remersdaal)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33848 |
draven |
draven:
drāvǝ (Q248p Remersdaal)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
nat (Q248p Remersdaal),
nat en kouwelijk:
nat en keuweleg (Q248p Remersdaal)
|
kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|