e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

Gevonden: 2002
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke eend weender: wī.nǝr (Reppel) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Reppel), geitenbok: gęi̯.tǝbok (Reppel) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: mɛnəkə (Reppel) reu [Goossens 1b (1960)] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kā.tər (Reppel) kater [Goossens 1b (1960)] III-2-1
markt markt: in `t midde van de mert (Reppel) In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)] III-3-1
marmer marmer: marmer (Reppel, ... ) marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] III-4-4
masker mombakkes: mombakkes (Reppel), mommegezicht: mommegezicht (Reppel) Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] III-3-2
mathaak haak: hǭk (Reppel) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
mazelen mazeren: masere (Reppel) de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)] III-1-2
medaillon medaille: ein gouwe medalie (Reppel) een gouden medaille [ZND 38 (1942)] III-1-3