e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middag (s middags) middag: middeg (Reppel), s namiddags: ⁄s nomiddigs (Reppel) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje doen ungeren slapen: inneren slaopen (Reppel) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middagmaal middag, de -: De middig waas nog neet vèrig  middig (Reppel) het middagmaal III-2-3
middelste kegel gek: de gek (Reppel) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelvinger middenvinger: middevinger (Reppel) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard pens: pɛ.ns (Reppel) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
mier zeikworm: zeîkwörm (Reppel) mier III-4-2
mijt mijt: mi-jt (Reppel) mijt (insect) III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Reppel) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikke (Reppel), ogen: eige (Reppel) Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] III-3-2