34154 |
niet drachtig |
leeg:
lē̜x (L358p Reppel)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
18921 |
nietsnut |
luizenkloot:
Ich verstoan neet, detter zich möt zuu eine lûzekluut wiltsj ophauwe
lûzekluut (L358p Reppel),
luizenkramer:
Letterlijk
lûzekriêmer (L358p Reppel)
|
(marktkramer) van niks || vent van niks
III-1-4
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nûwsjiêrig (L358p Reppel)
|
nieuwsgierig
III-1-4
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
nieuwsgierige naas:
ein nûwsjiêrige naas (L358p Reppel)
|
een nieuwsgierig iemand
III-1-4
|
30857 |
nijptang |
pitstang:
petstaŋ (L358p Reppel),
trektang:
tręktaŋ (L358p Reppel)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] || In het algemeen een tang die vooral dient om spijkers uit te trekken en metaaldraad, spijkers, dun plaatmateriaal, e.d. af te knippen. Zie ook afb. 95 en het lemma ɛnijptangɛ in wld II.11, pag. 92-93. Het woordtype vlechttang is de benaming voor een nijptang die wordt gebruikt bij het verwerken van betonijzer. Deze tang heeft kleinere bekken en langere armen dan de nijptang. Zie ook het lemma ɛbetonijzerɛ in Wld II.9, pag. 47.' [N 53, 142a-c; N 53, 143; monogr.]
II-11, II-12
|
20504 |
nippen |
lepsen:
Hèè zitsj al ein hauv oor aan zee pintsje te lepse
lepse (L358p Reppel),
siffen:
Tantsje sifde effe aan hère koffie viêr te ki-jke es dèè neet te heit waas
siffe (L358p Reppel)
|
met kleine teugjes drinken || slurpen
III-2-3
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (L358p Reppel),
pəljas (L358p Reppel)
|
noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
20810 |
nootmuskaat |
muskaat:
mesjoat (L358p Reppel),
Het is een verbasterde vorm van mesjoat
besjoat (L358p Reppel),
In verbasterde vorm van mesjoat naar analogie met besji-jt
besjoat (L358p Reppel),
notemuskaat:
nutebesjoat (L358p Reppel)
|
muskaat || nootmuskaat
III-2-3
|
21122 |
noten afslaan |
afhouwen:
aafhouwen (L358p Reppel)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
deze merge (L358p Reppel)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|