e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardetuig getuig: gǝtīx (Reppel), paardsgetuig: pē̜rs˲gǝtī.x (Reppel) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
paddestoel (alg.) paddestoel: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  paddestoel (Reppel) paddestoel [ZND 15 (1930)] III-4-3
palmboompje palm: paum (Reppel, ... ) palm || palmboompje (buxus) [ZND m] III-4-3
pand, bed bed: będ (Reppel  [(één tot twee m - voornamelijk in beemden)]  ), de volgende opgaven zijn meervoud  będǝ(n) (Reppel), pand: pa.nt (Reppel  [(twee tot tien m)]  ), pandje: pɛnjtjǝ (Reppel  [(synoniem met bed)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
pannenkoek koek: kook (Reppel), smoutkoek: smautkook (Reppel), boekweitkoek gebakken in smout  smautkook (Reppel) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
pantoffel slof: eine slof (Reppel, ... ), slof (Reppel) pantoffel [ZND 40 (1942)], [ZND m] III-1-3
pap pap: verkl. pepke Viêr det mager pepke, zag Jepke, gèèf ich nog gèè knepke  pap (Reppel) pap III-2-3
paraplu paraplu: eine paraplie (Reppel), eine perrepliej (Reppel), ich heb meine pareplie in de staatie laoten stoon (Reppel) paraplu [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] III-1-3
paren van de duiven paren: pā.rə (Reppel) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `kerkelijke gemeente`  z. toel. (Reppel) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3