29636 |
paardetuig |
getuig:
gǝtīx (L358p Reppel),
paardsgetuig:
pē̜rs˲gǝtī.x (L358p Reppel)
|
De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.]
I-10
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
paddestoel (L358p Reppel)
|
paddestoel [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
24489 |
palmboompje |
palm:
paum (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
palm || palmboompje (buxus) [ZND m]
III-4-3
|
32736 |
pand, bed |
bed:
będ (L358p Reppel
[(één tot twee m - voornamelijk in beemden)]
),
de volgende opgaven zijn meervoud
będǝ(n) (L358p Reppel),
pand:
pa.nt (L358p Reppel
[(twee tot tien m)]
),
pandje:
pɛnjtjǝ (L358p Reppel
[(synoniem met bed)]
)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
20700 |
pannenkoek |
koek:
kook (L358p Reppel),
smoutkoek:
smautkook (L358p Reppel),
boekweitkoek gebakken in smout
smautkook (L358p Reppel)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
18295 |
pantoffel |
slof:
eine slof (L358p Reppel, ...
L358p Reppel),
slof (L358p Reppel)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)], [ZND m]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
verkl. pepke Viêr det mager pepke, zag Jepke, gèèf ich nog gèè knepke
pap (L358p Reppel)
|
pap
III-2-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
eine paraplie (L358p Reppel),
eine perrepliej (L358p Reppel),
ich heb meine pareplie in de staatie laoten stoon (L358p Reppel)
|
paraplu [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pā.rə (L358p Reppel)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
23283 |
parochie |
parochie:
`kerkelijke gemeente`
z. toel. (L358p Reppel)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|