e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peulvruchten afhalen vezen: vēͅzə (Reppel), peulvruchten (inz. bonen) ontdoen van de zijdraad  vèze (Reppel) de vezeldraad van een peulvrucht verwijderen || vezen III-2-3
piekeren prakkiseren: he zit do altied te prakkezieren (Reppel) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
pijpensteel pijpenroer: pieperoor (Reppel), pijpensteel: piepesteel (Reppel), roer: roor (Reppel) Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)] III-2-3
pikbinder pikbinder: pek˱be.nǝr (Reppel) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pinda apenootje: verkl. niêtsje Apeniêtsjes: apenootjes  apeniêtsje (Reppel) pinda III-2-3
pink pink: pink (Reppel) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
pinksteren pinksten: pinksten (Reppel), pinksteren: pinksteren (Reppel) Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikken: komt van piek  peeken (Reppel) Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] III-3-2
pint, maat van 0,5 liter pintje: pi-jntsj (Reppel) inhoudsmaat: pint III-4-4
pioen stinkroos: stinkruus (Reppel, ... ) Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1