17829 |
scheppen |
scheppen:
šępǝ (L358p Reppel)
|
Maalloon scheppen met behulp van de schep. Het aantal kiloɛs dat per 100 kg mocht worden geschept, is, voorzover opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Zie ook het lemma ɛmaalloon, maalgeldɛ. In l 270 was het scheppen tot rond 1910 gebruikelijk.' [N O, 38i; JG 1b; Vds 170; Jan 268; Coe 253; Coe 256; monogr.; A 42A, 48]
II-3
|
27015 |
scherp zetten |
scherpmaken:
šɛ.rǝp mā.kǝ (L358p Reppel)
|
Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.]
II-11
|
26397 |
scheut |
scheut:
šīǝ.t (L358p Reppel)
|
Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22]
I-5
|
20687 |
schijf braadspek |
braai:
b.v. spek of ham
broaj (L358p Reppel),
harst:
hárst (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
gebraden vlees || spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34271 |
schijten |
kakken:
kakǝ (L358p Reppel),
schijten:
ši.tǝ (L358p Reppel)
|
Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
33496 |
schil van een vrucht |
schil:
sjòl (L358p Reppel)
|
schil, bast
I-7
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
šemǝl (L358p Reppel)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
21244 |
schip |
schip:
ei schiep twie schiepe (L358p Reppel)
|
een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
šōn (L358p Reppel)
|
een schoen [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
wikse (L358p Reppel, ...
L358p Reppel),
Uis mo hauw mi-jn sjoon sjuun gewikst
wikse (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
doen blinken || schoenen met schoencrème inwrijven om ze te doen blinken
III-1-3, III-2-1
|