e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spinnen spinnen: spenə (Reppel) spinnen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
spit beschot: beschout (Reppel) een schietende pijn in de lenden (geschot ?) [ZND 35 (1941)] III-1-2
spits, kop van de mijt kop: kǫp (Reppel) Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spons sponsje: Köntsj ge Finske? Dèè wist zee kònsje möt e spinske Oppe twalöttoafel laag èè roos spinske  spinske (Reppel) sponsje III-2-1
sport van een stoel spon: spòn (Reppel), sproot: Ki-jk ût möt de leijer, want ein paar sprute zeen gebruke  spruut (Reppel), treem: triêm (Reppel) de sport van een stoel || dwarshout van een stoel || sport van een stoel III-2-1
sporten speken: spɛi̯.kǝ (Reppel), sproten: sprui̯ǝtǝ (Reppel) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spreeuw spreeuw: spriêf (Reppel), sprīēf (Reppel) spreeuw [ZND 43 (1943)] III-4-1
spreken, praten kallen: kallen (Reppel) praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
sprokkelen sprokkelen: sprokkele (Reppel) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)] III-1-2
sprookje vertelseltje: vertelselke (Reppel) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1