e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tomaat tomaat: temat (Reppel), tomat (Reppel), tomatə (Reppel) [ZND 34 (1940)]tomaat || tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
tonen laten zien: laoten zeen (Reppel) Tonen, laten zien (laten zien, tonen, togen) [N 108 (2001)] III-1-1
tortelduif roosduif: werd gehouden als middel tegen roos  ruusdûf (Reppel) lachduif III-4-1
trage vrouw prats: pratsj (Reppel) schimpig voor een nogal zwaarlijvig en doorgaans weinig ijverig vrouwmens III-1-4
trant gang: gank (Reppel) Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2
trapleuning leun: lē̜n (Reppel) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
traploper loper: leiper (Reppel), luiper (Reppel), bijv. in de gang of op de trap  luiper (Reppel), Ze hauwe de ruje leiper inne körk gelagd  leiper (Reppel) lang en smal tapijt || loper || tapijt III-2-1
trappelen trampelen: trampele (Reppel) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)] III-1-2
treiteren jensen: den hiêlen daag zoate ze òs te jennen tot vèè het oppen door kòtsmeeg woare  jense (Reppel), kwaad maken: kaod maken (Reppel), plagen: eemen plaogen (Reppel), tempteren: temtére (Reppel), Ze zaat mich mè den hiêlen daag te tamptère viêr toch mè möt te moage goan Fr. tourmenter  tamptère (Reppel), transeneren: Dèèn ònnötterik hèèt mich al den hiêlen daag getransenèèrd  transenère (Reppel) druk doen, kwellen || Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || jennen, tergen, sarrend uitdagen || sarren, kwellen III-1-4
treiterkop jensduivel: zie ook jense  jensdi-jvel (Reppel), jenserd: syn. jensdi-j-vel, pestjònk  jenserd (Reppel), tempteerder: tamtèèrder (Reppel) een sar, plaaggeest || plaaggeest || treiteraar III-1-4