e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trots groots: Ich bön bezinner griêts op di-j prestsie Loat dèè griêtse stinkerd mè luipe (meer pejoratieve bet.)  griêts (Reppel), wreed: Waat waas zi-j vriêd op hère nûwe velo  vriêd (Reppel) blij, trots || grootsig, fier III-1-4
trotsheid grootsigheid: Zuu ein kaal kakmedam stikt òmmes vanne griêtsigheid  griêtsigheid (Reppel), hovaard: det kaal kakmadammeke stikt vannen huvaard (of: vanne huvèèrdigheid)  huvaard (Reppel) het laten blijken van het gevoel dat men méér is dan een ander(e) || hoogmoed III-1-4
tuberculose tering: tering (Reppel) Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)] III-1-2
tuieren tuieren: tuieren (Reppel) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierpaal tuier: tīi̯ǝr (Reppel), tuierpaal: tuierpaal (Reppel) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuinbonen paardsbonen: pèèrsbuun (Reppel) veldboon I-7
tuinkervel kervel: keͅ.rəvəl (Reppel) [Goossens 1b (1960)] I-7
tulband brioche (fr.): briosj (Reppel) tulbandkoek III-2-3
tweede klaversnede tweede schaar: tweede schaar (Reppel) Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.] I-5
tweede luiden voor de mis trumpen: trimpt (Reppel) Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3