e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilde framboos hinnebeer: hinnebiêre (Reppel) frambozen, wilde — III-4-3
wilgenkatje katje: ketsje (Reppel), poesje: pieskes (Reppel) katje, bloeiwijze || katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)] III-4-3
wilgenteen wijme: wi-jm (Reppel) wilgeteen III-4-3
wimper plimp: plimpe (Reppel), wimper: wimpers (Reppel) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] || lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wind (alg.) wind: wi-jndsj (Reppel) wind III-4-4
windzuiger windzuiker: wei̯.njtj˲zű.kǝr (Reppel) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkelkorf kalebas: kalbas (Reppel), net: ein net (Reppel) Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)] III-3-1
winnen winnen: weͅnə (Reppel) Winnen. [ZND m] III-3-2
winterkoninkje winterkoninkje: wi-jntsjerkiêningske (Reppel), winterkieningske (Reppel) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
winterwortelen poten: pű̄ǝtǝ (Reppel) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5