33131 |
bussel kort stro |
krombussel:
kro.mbęsǝl (L358p Reppel)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
schob:
šǫp (L358p Reppel)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
20223 |
buurman |
nabuur:
naober (L358p Reppel),
nōͅbər (L358p Reppel),
nôbər (L358p Reppel)
|
buurman [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
18067 |
cariës |
rotte tanden:
rotte tan (L358p Reppel)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, rotte tanden, cariës). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33749 |
castreren |
snijden:
snii̯.ǝ (L358p Reppel),
snīǝ. (L358p Reppel)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12, I-9
|
32895 |
cementen strekel |
cementstreek:
sǝmę.nt[streek] (L358p Reppel)
|
Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82]
I-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
det jònk is ein echt sjadreng viêr zi-jn auwers
sjadreng (L358p Reppel),
mistroostig:
Syn. mismodig hèè kèèk al ève mismodig noa al det mistriêstig gedoons
mistriêstig (L358p Reppel)
|
chagrijn, bitter verdriet || mistroostig
III-1-4
|
20913 |
champignon |
champignon:
sjabbeljòng (L358p Reppel, ...
L358p Reppel),
Sjabbeljòngkes kan men inne sop doon of in de saus
sjabbeljòng (L358p Reppel)
|
champignon || kampernoelie
III-2-3, III-4-3
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
sikorei (L358p Reppel),
Men hoort ook wel sòkkerei Fr. chicorèe
sikorei (L358p Reppel)
|
suikerij || surrogaat voor de koffie
III-2-3
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
kemood (L358p Reppel),
In het kemood lag ze sjerpen, krevatten en hause het kemood krevele: wordt gezegd van een would-be vrijer die niet verder dan de voordeur of de commode mag komen In \'t begin waas hèè neet erg welkòm; doon mocht \'r allein mè het kemood krevele
kemood (L358p Reppel)
|
commode || ladenkast
III-2-1
|