24313 |
engerling, larve van de meikever |
made:
maai (L358p Reppel)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
iŋkəl (L358p Reppel)
|
enkel (subst) [ZND m]
III-1-1
|
33605 |
enten |
griffelen:
griffelen (L358p Reppel)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
ein amvelop (L358p Reppel)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
besmettelijke ziekte:
besmettelijke zeekte (L358p Reppel),
ziekte die besmettelijk is:
besmettelek (L358p Reppel)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergens:
örges (L358p Reppel),
hier en daar:
ps. in deel 2 staat: hi-j of doa.
hi-j en doa (L358p Reppel)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
18837 |
ernstig |
gemeend:
gemiend (L358p Reppel),
serieus:
serjeus (L358p Reppel)
|
het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ert (L358p Reppel),
ɛ.rǝt (L358p Reppel)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
Een volkse uitdr: Ertesop, di-j hiltsj de bòks op
ertesop (L358p Reppel)
|
erwtensoep
III-2-3
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (L358p Reppel)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|