19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gəmēͅkələk (L358p Reppel)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
vastelovesgek (L358p Reppel),
verklede:
verkleide (L358p Reppel)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
21465 |
gemeente |
gemeent:
gəmejnt (L358p Reppel)
|
gemeente [ZND m]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
canaille (fr.):
Fr. canaille
kenalie (L358p Reppel),
hoort men soms ook Fr.canaille
kernalie (L358p Reppel),
pekelteef:
pekelteef (L358p Reppel),
ros:
De körmeszenger vroog aan de òmstoanders: Wèè hèèt er begot mi-jn ros geziên
ros (L358p Reppel),
spook:
Syn eine puuk
spuuk (L358p Reppel)
|
een scheldwoord betreffende een moreel minderwaardig vrouwmens || kwaadaardige vrouw, kanalje, feeks || lelijke en venijnige vrouw || vrouwelijk wezen met een slecht karakter
III-1-4
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepenchenĕrd (L358p Reppel),
gepensenêerd (L358p Reppel),
gəpénsjənéért (L358p Reppel)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsstier:
prī.sstēr (L358p Reppel)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
18939 |
gereed |
gereed:
Ich bön nog neet gereid möt mee werk
gereid (L358p Reppel),
klaar:
tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen
kloar (L358p Reppel),
kompleet:
di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt
kòmpliêt (L358p Reppel),
vaardig:
Voilà, det werkske is alweer vèrig
vèrig (L358p Reppel)
|
afgewerkt || gereed, af || klaar,af || volledig, af
III-1-4
|
19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
gereeflijk hous (L358p Reppel)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
inz. voor vleeswaren gereikte sjònk gereikt spek
gereikt spek (L358p Reppel)
|
gerookt
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gárst (L358p Reppel)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|