| 22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
di.vəlshōr (L358p Reppel)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 24175 |
jong en kaal vogeltje |
kakelnestje:
kakelnösje (L358p Reppel),
vogeltje:
vīəgəlkə (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
| 24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kak:
kagk (L358p Reppel)
|
vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
| 34314 |
jong varken |
bag:
bag (L358p Reppel),
bak (L358p Reppel)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
| 34551 |
jonge gans |
jonge gans:
joŋ gans (L358p Reppel)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
| 34481 |
jonge kip |
pul:
pęl (L358p Reppel)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
| 20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstaande
aanstoanzje (L358p Reppel)
|
verloofde
III-2-2
|
| 20334 |
jongste kind |
kleinste:
kleinste (L358p Reppel),
pannenschrapsel:
figuurlijk, volkse benaming
pannesjrapsel (L358p Reppel),
scharketeltje:
sjarkiêtelke (L358p Reppel)
|
bijnaam voor de laatste uit een rij kinderen || jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)] || laatstgeborene
III-2-2
|
| 24177 |
jongste vogeltje uit het nest |
kakjong:
kakjong (L358p Reppel)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
| 18192 |
jurk |
kleed:
ketoenen kleid (L358p Reppel),
kətoene kleid (L358p Reppel),
’n blaw kleid (L358p Reppel)
|
blauw kleed [ZND 32 (1939)] || Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|