e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

Gevonden: 2002
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kieskauwer krijtelijke eter: eine kriêteliken èter (Reppel) die alleen maar echt lekkere, fijne zaken eet III-2-3
kieskeurig keurig: kèrig (Reppel) kieskeurig III-1-4
kieskeurig persoon keurige: aan het èten is ¯r einen hiêl kèrige  eine kèrige (Reppel) kieskeurige III-1-4
kievit kievit: vanellus  kiewit (Reppel) kievit III-4-1
kikker kwakkerd: kwakkerd (Reppel) kikvors III-4-2
kikkervisje dikkopje: dikkepke (Reppel), koelekopje: kuleköpke (Reppel) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kind (algemene benaming) jong: jonk (Reppel), kind: keindsj (Reppel), kent (Reppel) kind || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinketting kinkettinkje: kenkęteŋskǝ (Reppel) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinnebak kinnebak: kinnebak (Reppel) Een kinnebak: kaakbeenderen (kinnebak, kinnebakkes, geschaar) [N 106 (2001)] III-1-1
kippen hennen: henǝ (Reppel), henǝn (Reppel) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12