e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afslagplaats van zand en afval stort: štort (Reuver), zandstort: zaŋkštort (Reuver) [monogr.] II-8
afsluitdeur inzetmuurtje: enzę ̞tmȳrkǝ (Reuver) Stenen afsluitdeur die met slechte leem in de oveningang werd gemetseld om tijdens het bakproces de oven af te sluiten. De stenen van de ovenplaat (L 381) werden gemetseld met spij (spęj). In L 331 werd deze slechte soort leem spijs (ēpī̄s) genoemd - Donkers, pag. 45. [monogr.] II-8
afsteker opsteker: ǫpstękǝr (Reuver) Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.] I-4
aftekenen met krijt aftekenen met krijt: āftęjkǝnǝ met krīt (Reuver) In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74] II-7
aftekenmal mal: mal (Reuver), sjabloon: šablōn (Reuver) Het model waarmee de delen op het plaatijzer worden afgetekend die er later moeten worden uitgekapt. Een aftekenmal wordt gemaakt wanneer er veel stukken van gelijke vorm moeten worden vervaardigd. [N 33, 249] || Kartonnen of houten voorbeeld waarnaar iets, bijvoorbeeld een profiel, gemaakt wordt. De aftekenmal kan dus dienen als geleider bij het afschrijven en/of controleren van het profiel van een werkstuk. [N 53, 196a] II-11, II-12
aftrekken (met de hand) uittrekken: ūttrɛkǝ (Reuver) Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c] I-5
aftroggelen affoezelen: āāffōēsjələ (Reuver), aftroggelen: aaftroekele (Reuver) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
afval schurf: šø̜rǝf (Reuver) Afval, in de vorm van hout en stenen, dat zich in de bovenste laag van de afgraving bevindt. [monogr.] II-8
afvallen van bladeren afvallen: aafvallen (Reuver), ruizelen: ruuzele (Reuver) afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] III-4-3
afvalplaats schrotmijt: šrǫtmī̄t (Reuver) De plaats waar mislukte en afgekeurde pannen worden gegooid. [monogr.] II-8